zaterdag 16 juli 2011

Hoogzomer in de fruittuin/ oogst, snoei en verzorging


Augustus is een drukke maand voor de fruittuinier en er is ook veel te genieten. Er is nu veel fruit oogstbaar, zoals de meeste pruimenrassen, de Japanse wijnbes, het late zachtfruit en de vroege zomerappels en peren. De latere appel- en perenrassen zijn nu al behoorlijk aan de maat, en vaak een lust voor het oog. Augustus is ook een snoeimaand bij uitstek; soorten en rassen die slecht tegen wintersnoei kunnen, worden bij voorkeur rond deze tijd gesnoeid.

Pruimen zijn in ons klimaat nogal eens een onzekere factor, maar dit jaar [2006] zat alles mee. De late start -waardoor minder kans op nachtvorst tijdens de bloei- heeft er voor gezorgd dat gewassen die het vorig jaar door nachtvorst hebben laten afweten, nu extra rijk dragen.
Ook het andere fruit doet het dit jaar zonder uitzondering overvloedig, maar op hogere en weinig vochthoudende bodems is extra water vaak noodzakelijk. Dat blijft belangrijk: ook uitgeoogste gewassen (zoals de aardbeien en aalbessen) houden hun waterbehoefte om knoppen aan te kunnen maken voor het komend jaar. Als vuistregel kan gelden dat de kleinste gewassen het eerste dorst hebben. Opgaande bomen en struiken halen hun water dieper weg, maar kleinfruit, zachtfruit en pitfruit op zwakgroeiende onderstammen komt al snel tekort. Het blad is de belangrijkste indicator voor vochttekort: wanneer de bladspanning afneemt, waardoor de bladeren wat slapper gaan hangen, heeft het gewas last van droogte. Wanneer de bladeren zich beginnen te krullen om verdamping tegen te gaan, ben je al te laat om groeistagnatie te voorkomen.

Snoei steenfruit
Augustus is een belangrijke snoeimaand, vooral voor soorten - zoals bij het steenfruit en de walnoot - die slecht tegen wintersnoei kunnen. Nu is het gewas actief, en worden de snoeiwonden snel inwendig afgegrendeld. Zoete kersen worden meestal al in juli gesnoeid; zure kersen rond midden augustus. Perziken en pruimen snoei je bij voorkeur meteen na de oogst, maar niet later dan half september; steenfruit dat later rijpt mag pas weer vanaf half april worden gesnoeid. De mate waarin steenfruit snoei verdraagt is per soort verschillend, maar ook dat verschilt vaak weer van ras tot ras. Pruim kan vaak slecht tegen zware snoei en zal dan gaan ‘gommen’; zure kers (morel) en perzik verdragen wel stevige snoei, en hebben deze ook nodig- zij dragen vooral aan het éénjarige hout. De snoei van het vruchthout bij zure kers en perzik laat zich vergelijken met die van de zwarte bes. Bij deze gewassen worden de (meeste) twijgen die gedragen hebben, jaarlijks teruggesnoeid tot aan een vervanger. Bij perzik hou je altijd wat extra ‘vervangers’ aan, om eventuele vorstschade te kunnen compenseren; het overschot van deze scheuten wordt dan aan het begin van het volgende groeiseizoen weggenomen.

Pitfruit
Appels of peren die een beurtjaar hebben (zonder, of met weinig fruit) groeien extra sterk, en kunnen door een stevige snoei in augustus in hun groei worden geremd; de vermindering van het bladgroen doet de wortelaangroei stagneren. Ook bij sterk groeiende, dragende bomen kan de groei getemperd worden door de groeitoppen en een deel van het bladgroen weg te nemen; dat stimuleert tevens de aanmaak van zijhout en bloemknoppen. Belichtingssnoei is in een goed onderhouden kroon meestal niet meer dan het weghalen van wat bladeren rond de vruchten; voor bewaarappels is dit niet belangrijk, dan gaat het niet persé om de kleur, en moeten ze ook niet al te rijp worden. Maar handappels worden veel mooier, en beslist ook lekkerder, wanneer ze goed in de zon hangen. Veel zomerappels - vooral de oudere rassen zoals de Yellow Transparente, Rode Tulpappel of de Zigeunerin - worden bij volle rijpheid snel melig. Wanneer de oogst groter is dan het gebruik, kun je beter een deel ietsje onrijp plukken voor verwerking. De mooiste laat je natuurlijk rijp worden aan de boom, want die worden het lekkerst.

Droog en schoon
Snoeien doe je altijd bij droog weer en in een droog gewas. Na snoei van ziek hout is het belangrijk je gereedschap te ontsmetten; brandspiritus (=alcohol, minstens 70 %) is hiervoor het makkelijkst. Een kleine plantenspuit met ontsmettingsmiddel (voorzien van duidelijk opschrift!) hoort eigenlijk deel uit te maken van de snoeiuitrusting. Maak er ook een gewoonte van om het snoeigereedschap telkens voor het werk even te scherpen; er zijn verschillende modellen slijpstaafjes voorhanden waarmee je het ronde mes van een snoeischaar of het holle snoeimes gemakkelijk kan scherpen. Scherp en schoon gereedschap maakt gladde en schone wonden. Vooral bij het steenfruit verdient het aanbeveling alle grotere snoeiwonden met een wondafdekmiddel (bijv. Lac-Balsam) te behandelen.

Uitbuigen
Ook voor uitbuigen van te steil geplaatste takken (dat doe je om de groei te remmen, en de knopzetting te bevorderen) is het nu een goede tijd. De jonge scheuten hebben nu voldoende postuur om ze in de juiste takstand te kunnen buigen en er is nog een volle groeimaand te gaan. Appels mogen bijna horizontaal, peer en pruim hou je iets meer opwaarts (± 60°) gericht. De groei (celvorming die zich aanpast aan de nieuwe positie) fixeert de takken of twijgen in hun nieuwe stand, zodat de bindingen er vóór de winter weer afkunnen. Hulpmiddelen zoals touw, gaffels en gewichtjes die je gebruikt om de takstand te verbeteren moet je niet langer laten zitten dan nodig. Vooral ’s winters veroorzaken deze al snel schuurplekken of contactwonden, die invalsplekken vormen voor vruchtboomkanker of andere infecties. Probeer bij de vorming van een gestel de belangrijkste takken dezelfde schuintegraad te geven, dat geeft een gelijkmatige groei in de kroon.

Opruimen
Van de frambozen die nu zijn uitgeoogst worden de oude stengels weggehaald. Langer laten zitten, gaat ten koste van de ontwikkeling van de scheuten die komend jaar zullen dragen. Ook bij de Taybes (en andere braamhybriden) en de Japanse wijnbes kunnen de overjarige ranken na de oogst meteen worden verwijderd. Knip stekelige oude ranken eerst in stukken, dat vermindert de kans op beschadiging van de jonge scheuten tijdens het weghalen, en knip ze tot iets onder de grond weg, zodat er geen dood materiaal overblijft. Wees voorzichtig met het verleggen en het aanbinden van de jonge scheuten; deze zijn vooral bij de braamachtigen vaak kwetsbaar en breken makkelijk.
Ook de omgeving van de fruitgewassen vraagt zorg. Vooral wanneer het weer koeler en vochtiger begint te worden, is een goede ventilatie in de fruittuin van het grootste belang: een goede fruittuin is luw, maar er mag geen windstilte heersen; dan drogen de gewassen te traag, en ontstaat er een broeierig en schimmelvriendelijk klimaat. Hou daarom voldoende ruimte tussen het fruit onderling en tussen een omringende afscheiding. Zorg voor ventielatieopeningen in hagen of schuttingen, en hou omringende beplanting luchtig en binnen de maat.

Verder in augustus

Wildfruit
Vlierbessen pluk je meestal in het wild, maar let er wel op dat te doen op plekken waar niet wordt gespoten. De rijpe zwartpaarse bessen hebben een heerlijk aroma en kunnen zonder bezwaar vers worden gegeten. Je kunt er ook jam van maken, taartvullingen, vruchtensaus, limonade of wijn. De groene delen van de vlier (groene bessen, blad en steeltjes) bevatten cyanogene glycosiden (sambunigrine). Daar kun je buikpijn van krijgen. Deze stoffen breken af bij verhitting, zodat je er bij verwerking niets van te duchten hebt. De bessen maak je schoon door ze van de trossen te rissen en in ruim water te wassen. Wat onrijp is komt dan bovendrijven en kan worden weggespoeld.

Kiwi
Vaak wordt geklaagd dat kiwi’s niet op smaak komen in ons klimaat, maar de oorzaak is bijna altijd de overmaat aan vruchten. Kiwi heeft in koudere streken meer blad per vrucht nodig om op smaak te komen; daarom moet een zeer forse vruchtdunning worden toegepast. Vruchtdunning heeft ook nu nog zin - want de kiwi wordt pas geplukt in oktober of november, wanneer de eerste serieuze vorst dreigt – maar wacht er dan niet langer mee.

Schildenten
Oculeren of schildenten is niet alleen een eenvoudige manier om een ander ras op een onderstam of tak te zetten; deze techniek wordt bij leifruit ook gebruikt om kale (kaal geworden) stukken stam van zijhout te voorzien. In dat geval gebruik je materiaal dat afkomstig is van dezelfde boom of struik. De beste tijd om te oculeren is van juli tot begin september; dat is ook afhankelijk van de soort; in de meeste gevallen is augustus de geschikte maand. Oculeren is veilige techniek: de ingreep aan het gewas is minimaal; wanneer een oculatie mislukt (niet aanslaat, aangetast raakt) is er, op een minuscuul wondje na, niets met het gewas gebeurd.
Techniek: het uitgangsmateriaal voor het oculeren zijn de slapende knoppen in de oksel van de bladaanzet bij jonge twijgen. Met een (vlijmscherp) ent- of oculeermesje wordt de bladvoet - met een plakje van de onderliggende bast - weggesneden. In het midden van het schildje dat dan ontstaat, bevindt zich de knopaanzet; het dunne plakje hout dat aan de onderkant van de bast meekomt, wordt er voorzichtig afgehaald (uitgewipt). Het blad wordt, op een stukje steel na, dat dient als handvat, weggeknipt. Op de plek waar de oculatie moet plaatsvinden wordt een T-vormige insnede gemaakt, waarvan de bast voorzichtig wordt losgemaakt, zodat het schildje er tussen kan worden geschoven; het afgeknipte bladsteeltje steekt dan naar buiten. Daarna wordt de snede -met-schildje vastgezet met een elastiekje of met enttape; het bladsteeltje blijft vrij. Bij gebruik van elastiek kun je de opengebleven stukjes wond afdekken met Lac-Balsam of entwas.

Preventief
Door het droge weer ondervindt het fruit dit jaar [2006] minder last van schimmels, maar dit kan - even snel als het weer – omslaan; de voornaamste problemen bij warm en droog weer zijn luis, spint en rupsen. Wees altijd attent om plotselinge uitbraken te bestrijden, want onder gunstige omstandigheden (voor de plaag) kan het snel gaan..
Met het sproeien van bladvoeding, zoals zeewier-preparaten of verdunde brandnetelgier met wat opgeloste kalk, verhoog je de weerstand, en maak je het gewas minder aantrekkelijk voor schimmels en insecten.
Spintmijt kun je alleen al door stevig sproeien met de tuinslang redelijk onder de duim houden, en een groenezeep-oplossing (met wat spiritus en een lepeltje zout en kalk) is een probaat en onschuldig middel tegen mijt, luis of rupsen, wanneer het wat uit de hand dreigt te lopen. Let op insectenspinsels, want die zijn nog makkelijk met de hand te verwijderen, en dan ben je het ongerief voor.
Aangetaste (meeldauw, schurft, of monilia-) topjes en door monilia-rot aangestoken vruchten blijven een bron van besmetting en moeten steeds naar de vuilcontainer worden afgevoerd; dergelijk materiaal hoort niet op de composthoop.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten