In de klassieke kunst staat de aardbei symbool voor kortstondig genot, maar tegenwoordig hoeft dat genot niet meer zo kortstondig te zijn. Door kruisingen van de Europese bosaardbei, met soorten uit Noord en Zuid Amerika, is er een scala aan rassen ontstaan waardoor je van mei tot oktober verse aardbeien kunt oogsten van de volle grond.
De cultuurvariëteit van de aardbei zoals wij kennen is ongeveer twee eeuwen oud. Tot de 17e eeuw had men in Europa alleen de inheemse bosaardbei (vnl. Fragaria vesta), pas daarna werden de voorouders van onze huidige aardbeienrassen ingevoerd. Deze danken hun vruchtgrootte en stevigheid vooral aan de Fragaria chiloensis (uit Chili) en de Fragaria virginia (uit Noord Amerika); de botanische aanduiding voor onze cultuuraardbeien is Fragaria X ananassa; een goede Nederlandse aanduiding is ‘tuinaardbei’.
De ‘tuinaardbei’ onderscheidt zich van de inheemse bosaardbei door de stevigheid van het ‘vruchtvlees’ en door de grootte. Het rode ‘vruchtvlees’ van aardbeien is in feite een sterk gezwollen bloembodem (schijnvrucht); de eigenlijke (dop-)vruchtjes zijn de gele zaadjes op de huid van deze bloembodem. De meeste aardbeienrassen zijn relatief jong; dit komt waarschijnlijk omdat de ‘rassen’ (het zijn geen zaadechte rassen, maar klonen) door de ongeslachtelijke vermeerdering met de jaren aan vitaliteit inboeten.
De nostalgie naar oude rassen is bij aardbeien meestal onterecht: veel van de jongere rassen hebben een uitstekende smaak en, wat zeker zo belangrijk is, een betere weerstand.
Oogstspreiding & Rassen
Aardbeien worden onderscheiden in eenmaal dragende en doordragende rassen. De eenmaal dragende rassen hebben meestal een oogstperiode van 3 tot 4 weken; de doordragende zijn meestal oogstbaar vanaf juli of augustus, en dan vaak tot aan de eerste vorst. De ‘doordrager’ Ostara is waarschijnlijk de meest gekweekte aardbei bij amateurs, bij de beroepsteelt is dat de Elsanta (middentijds).
De beroepsteelt is tegenwoordig eigenlijk niet meer gebonden aan vroege of late rassen: voor late teelten worden goed ontwikkelde planten ’s winters gerooid en ingevroren bewaard (frigo’s) om -voor latere oogsten- navenant later te worden ingeplant. Deze ‘frigo’s’ worden door gespecialiseerde bedrijven geleverd.
Voor de amateur is de aangewezen manier om zo lang mogelijk over verse aardbeien te beschikken een combinatie van een vroeg - en een middentijds ras en een doordrager. Met doordragers heb je meestal de beste resultaten wanneer je de eerste bloei verwijdert, en ze alleen gebruikt voor de latere oogsten.
Vroeg: Darselect is gewild vanwege de zeer goede smaak, mooie donkerrode, wat matte huid; ook Elvira en Gorella zijn vroege rassen; Lambada is zeer goed smakend en middenvroeg; Elsanta (middentijds) heeft een goede smaak en is zeer productief; Bogota (groot en vaak wat bonkig, prima smaak) is laat; Pandorra, helderrode vruchten, goede smaak, productief en sterk ras, is 14 dgn. later en wordt geplukt tot half augustus, Pandorra heeft een bestuiver nodig.
Van de doordragende rassen is Ostara, mits voldoende gedund een goed smakende aardbei; Rapella heeft een goede smaak, maar tamelijk zacht vruchtvlees; Selva is een sterke doordrager met mooie vruchten, maar de smaak wordt algemeen als matig beoordeeld.
Doordragende rassen vormen steeds nieuwe trosjes bloemen; daarvan komen vaak maar twee of drie vruchten goed aan de maat, terwijl de overige in groei achterblijven. Miezerig blijvende vruchtjes kunnen dan beter in een vroeg stadium worden weggehaald, want ze werken remmend op de ontwikkeling van de volgende tros. Bij rassen (zoals Ostara) die deze eigenschap hebben, kun je de trosjes het beste meteen na de vruchtzetting dunnen op twee of drie. Dan gaat er geen energie verloren en kun je steeds mooi ontwikkelde en goed smakende aardbeien blijven oogsten.
Resistentie
Aardbeien zijn kwetsbaar en gevoelig voor schimmelziekten zoals vruchtrot, meeldauw, verwelkingsziekte, rood wortelrot, paarse-vlekkenziekte, en noem verder maar op. Hoewel er sterk op weerbaarheid wordt geselecteerd, zijn er geen echt ‘ongevoelige’ rassen. De eenjarige teelt maakt het wel stukken eenvoudiger om de planten gezond te houden. Het is vooral belangrijk om de jonge planten schimmelvrij de winter in (en door) te helpen. Sproei daarom na het planten met milde organische fungicides zoals verdunde brandnetelgier, zeewierextract of paardestaartthee uit voorzorg tegen (o.m.) verwelkingsziekte en wortelrot; het verdient aanbeveling dit enkele malen te herhalen.
Teelt
De traditionele manier van aardbeien telen, waarbij de bedden na twee of drie jaar worden vervangen, verliest snel terrein. Beroepskwekers ruimen hun planten op na één seizoen, en ook bij de amateur wint deze methode aan populariteit. Het staat het buiten kijf dat een éénjarige cyclus véél werk bespaart, en dat het gewas eenvoudiger gezond te houden is. Daarbij dragen eenjarige planten meestal de grootste vruchten.
Bij de éénjarige teelt worden de planten na de oogst gerooid, en dat is ook het moment dat ze anders bewerkelijk beginnen te worden. Meerjarige planten worden vaak te groot en te dicht, waardoor de ziektegevoeligheid snel toeneemt. Grauwe schimmel en vruchtrot zijn dan de meest voorkomende euvels. Het meeste werk bij de teelt op meerjarige bedden is het schoon-, en vooral openhouden ervan; niet alleen moeten steeds de uitlopers worden weggehaald, ook de planten zelf moeten regelmatig worden ontdaan van aangetast materiaal en wat worden uitgedund; ook is bij oudere planten vaak bloem- of vruchtdunning noodzakelijk omdat anders de vruchten onderontwikkeld blijven. Het is beslist mogelijk om op een ecologisch verantwoorde manier bedden jarenlang gezond te houden, maar dat vraagt veel extra aandacht.
Nieuwe aanplant
De beste tijd om te planten is van 20 juli tot 20 augustus.
Na deze periode verandert het groeipatroon van de plant, de groei wordt trager en rozetvormig; in het komende kwartaal (sept. okt. nov.) vormt de plant inwendig de bloemaanleg. De verzorging gedurende deze periode is bepalend voor het succes van de oogst. Plant alleen bij bewolkt weer of in de avond, en houd de plantjes de eerste week goed vochtig. Zodra ze goed aangeslagen zijn (dat zie je aan de vorming van frisse witte wortels) wordt alleen nog water gegeven op de grond.
Plantmateriaal
Wanneer je goed producerende en goed gezonde planten hebt, kun je de uitlopers uit eigen tuin gebruiken voor de aanleg van een nieuw bed, maar wanneer je twijfels hebt over de kwaliteit of gezondheid van je planten is het beter nieuw (dus virusvrij) plantmateriaal aan te schaffen. Hoe lang je uitlopers kunt gebruiken van eigen planten hangt sterk af van de weerbaarheid van het ras en van de omstandigheden in de tuin. Met een beetje geluk kun je heel lang gezonde uitlopers blijven nemen. Mijn Ostara’s heb ik zeker tien jaar geleden ‘vers’ (virusvrij) aangeplant, en ze zijn nog steeds gezond. Meestal kies ik een tussenweg, dan koop ik één of twee plantjes per ras, waarvan ik het eerste jaar alle uitlopers opkweek. Zo kun je tegen minimale kosten wat experimenteren, en heb je altijd redelijk vers (vanaf de virusvrije status gerekend) plantmateriaal.
Gebruik
Aardbeien zijn vers het lekkerst en het vitaminerijkst; ze bevatten dan per 100 gr. zo’n 60 mg. vitamine C. De sterke geur dankt de aardbei aan etherische oliën in de huid van de vrucht. Aardbeien moet je daarom liever niet wassen onder een krachtig stromende kraan, dat tast het kwetsbare, geurig ruikende, huidlaagje aan; doe ze in een ruime bak met koud water, waarin je voorzichtig met de hand roert. Koud water houdt de vruchten langer stevig. Daarna uitnemen en op een schone doek laten drogen. Laat bij het wassen de kroontjes zitten, anders nemen de vruchten teveel water op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten