Fruithof op Dekema State te Jelsum |
Wanneer je fruitboompjes of struiken aanplant is het belangrijk dat je eerst nadenkt over de vorm die je ze wilt geven. De vorm, en de manier van snoeien die daar mee samenhangt, is niet alleen bepalend voor de ruimte die het gewas in zal nemen, maar ook voor de hoeveelheid werk die je eraan zult hebben.
Appel en peer
Van het grootfruit is de appel de meest veelzijdige soort. De appel voelt zich voor 100% thuis in ons klimaat en vrijwel alle rassen van deze soort doen het goed in ons klimaat. De vroegrijpe zomerappels zijn vaak ongeëvenaard lekker, maar kort bewaarbaar; de echte winterappels kunnen lang bewaard worden en komen vaak pas geruime tijd na de pluk op smaak. Wanneer je rassen kiest met een opvolgende rijpingstijd kun je zo'n tien maanden per jaar natuurlijk bewaarde appels uit eigen tuin eten.
De peer komt van oorsprong uit een iets warmere omgeving. Hoewel er zeker een honderdtal rassen zijn die het hier zonder problemen doen, is de keus toch kleiner dan bij de appel. Vooral de 'boterperen' (de heerlijk sappige beurrés) hebben wat meer warmte nodig.
Appel en peer worden op globaal dezelfde manier gesnoeid en daarom niet apart behandeld.
De vrije spil: makkelijk en snel
Wanneer je zo snel mogelijk een goed producerend boompje wilt hebben moet je er zo min mogelijk aan snoeien. Ik heb het hier nadrukkelijk over een 'boompje' omdat alleen zwakgroeiende onderstammen snel dragen. [Bovendien is de praktijk dat maar weinig lezers ruimte hebben voor echt grote fruitbomen; hoogstammen zijn hoe dan ook een ander verhaal, die vragen een geduldige vorming van een stevig gestel en daarom ook meer tijd.]
De beste vorm om snel van te oogsten is de spil zoals deze door commerciële telers wordt opgekweekt. Gewoon één opgaande stam die langs een boompaal is aangebonden en die zoveel mogelijk zijtakken heeft.
In principe wordt aan dit boompje tijdens de opkweekperiode niet of nauwelijks gesnoeid. Het enige dat belangrijk is, zijn voldoende zijtakken. Kies daarom bij de kwekerij of het tuincentrum goed vertakte boompjes uit, want slecht vertakt materiaal moet je inknippen om tot de vorming van zijtakken te prikkelen. Inknippen bevordert weliswaar de vorming van zijtakken, maar het geeft ook groeivertraging en vertraging van de vruchtbaarheid.
'Vrije' spil: deze benaming wordt soms verschillend opgevat. Wanneer ik het over een vrije spil heb, bedoel ik een boompje dat, behalve de centrale stam, verder géén (bewust gevormde) gesteltakken heeft. Gesteltakken vormen bij andere boomvormen een blijvend geraamte, daar is bij een vrije spil geen sprake van. Bij een vrije spil wordt, wanneer deze wat ouder is, tijdens de vruchthoutverjonging het oudere zijhout zoveel mogelijk in haar geheel vervangen. Van een bewust geplande gestelvorming is dus geen sprake. Hooguit ontstaan er na verloop van jaren wat zwaardere vergaffelde aanzetten van zijtakken die bij vruchthoutverjonging werden teruggeknipt tot aan een vervangende frisse tak of scheut.
Vorming van zijhout
Het belangrijkste bij de opkweek van een spil is de vorming van voldoende zijhout. Daar moet je soms een handje bij helpen, want houtachtige gewassen hebben vaak de neiging zo snel mogelijk omhoog te willen, waardoor er kale (onvertakte) stukken stam kunnen ontstaan.
Om de vorming van zijhout (knoppen, scheutjes, takken) te stimuleren moet de groei-dominantie van de top worden opgeheven.
Een groeitop wordt bij de aanvoer van voedingsstoffen bevoordeeld omdat deze een (biochemisch/ hormonaal) signaal naar de wortels stuurt. Dit verschijnsel wordt 'apicale dominantie' genoemd (apex = top van de plant). De kroonblaadjes van de topscheut zorgen voor de aanmaak van auxine (een groeihormoon); wanneer de aanmaak van deze auxine geremd wordt, wordt dominantie van de top opgeheven, en zullen de wortels cytokinines aanmaken om de schade (het wegvallen van de groeistimulans) te herstellen.
Cytokinines zijn celdelingshormonen die de groei van zijscheuten bevorderen. Door de topdominantie op te heffen breng je dus een (tijdelijke) verandering in de hormoonhuishouding teweeg.
De mildste manier om de topdominantie op te heffen is door het 'pluizen' (blaadjes breken) van de top. Bij het pluizen worden de nog niet geheel opengevouwen topblaadjes verwijderd; de groeipunt moet hierbij onbeschadigd blijven. Dit pluizen moet meestal enkele keren (met tussenpozen van een á twee weken) herhaald worden. Een wat forsere ingreep is het wegknippen van de groeipunt tot aan een lager geplaatste knop. Bij zijtakken die al wat groter zijn kan de topdominantie ook worden opgeheven door de tak naar een vlakkere stand uit te buigen.
Struikvorm
De struikvorm wordt het meest gezien op tuincomplexen. De struik wordt meestal iets lager gehouden dan een vrije spil, waardoor deze ook wat minder schaduw geeft op de belendende moestuin. Op zich is een struik een makkelijke vorm, maar omdat er eerst aandacht geschonken moet worden aan het opkweken van een gestel (het vaste geraamte) heeft een struik meer tijd nodig om tot volle productie te komen. Bij een struik wordt de harttak ingesnoeid, zodat er een korte stam (40 á 50 cm) gevormd wordt met een open kroon die bestaat uit vier tot vijf gesteltakken. Omdat meestal ook de gesteltakken tijdens de opkweekperiode wat teruggeknipt moeten worden om voldoende stevig hout te krijgen doet een struik er vaak zo'n twee jaar langer over voordat deze volwaardig produceert. Deze gesteltakken worden later bij de vruchthoutverjonging intact gelaten. Ook bij een struik is het zaak op te letten dat er voldoende zijhout wordt gevormd. Wanneer zich lange scheuten ontwikkelen met weinig knoppen, pas je dezelfde technieken toe als hierboven beschreven voor de spil.
Leifruit
Leifruit is leuk en decoratief, maar het is zeker niet de meest economische manier om fruit te telen. Het opkweken als leiboom is alleen weggelegd voor rassen die kort vruchthout willen vormen. Bij leifruit kweek je een gestel op, dat uitsluitend bezet is met korte vruchtzetels (sporen). Bij de vorming van het gestel is het belangrijk dat er ook véél zijscheutjes worden gevormd; daarom is het van belang de groeitoppen van de twijgen die als gestel moeten dienen, regelmatig te pluizen. De zijscheutjes worden, wanneer ze vier blaadjes hebben, genepen. Wanneer zich dieven vormen in de oksels worden deze weggebroken. De jaarlijkse verlengenis van het gestel wordt tijdens de wintersnoei voor 1/3e teruggeknipt tot aan een goed ontwikkelde knop (je behoudt dus 2/3e). Wanneer je een vlak liggend snoer wilt kweken laat je dit eerst wat schuin omhoog lopen langs een bamboe stok om de groei aan te trekken. 's Winters wordt die aangroei met 1/3e ingeknipt, en vlak aangebonden, waarna het volgend groeiseizoen dezelfde truc met de nieuwe aangroei herhaald wordt. Staande snoeren worden vaak in een schuine stand gehouden omdat dit de groei vertraagt (ten opzichte van een rechtopgaand snoer) en de vorming van zijscheuten bevordert.
Harmonische groei
Bij het vormen van een jonge boom of struik is het belangrijk dat de takken ongeveer de zelfde graad van schuinte hebben. Dat is vooral bij de vorming van het gestel van een struik belangrijk. Steile takken groeien sneller dan vlakkere, en de hoogste takken groeien het snelst; daarbij hebben dikke takken meer groeikracht dan dunnere. Om de groei van de takken te reguleren is het vaak nodig de krachtigst groeiende takken (of scheuten) wat uit te buigen (met een touwtje) naar een vlakkere stand, of door deze iets in te korten zo dat de tak waaraan je voorrang wilt geven iets hoger komt. Zo hef je de topdominantie op, en zal de uitgebogen of ingekorte tak meer energie steken in de vorming van zijhout.
Het eerste fruit
Zowel een spil als een struik kunnen het eerste jaar na aanplant al bloemknoppen en dus vruchten vormen. Ik weet dat het pijn doet, want wat is leuker om zo snel al resultaat te kunnen zien, maar het is beter om zo'n jong boompje nog niet te laten dragen. Dat gaat teveel ten koste van de groei, en het levert uiteindelijk niets op.
Aan een spil kun je het tweede jaar al wat fruit laten zitten, maar hou dan alleen vruchten aan kort bij de stam, en niet meer dan een paar voor de aardigheid. Aan een struik kun je beter wachten tot het derde jaar. Daarna gaat het sneller, maar het verdient altijd aanbeveling een jonge spil of struik niet teveel te laten dragen, want dat remt de ontwikkeling. Wanneer het gewas redelijk op grootte is kun je het volwaardig laten dragen, hoewel vruchtdunning bij de meeste rassen altijd nodig zal blijven. Hoeveel te dunnen is een kwestie van aankijken en van ervaring. Rijke dracht remt de groei, wat op zich een voordeel is; maar wanneer de dracht zo overdadig is, dat er nauwelijks nieuwe aangroei is, is vruchtdunning noodzaak. Ook wanneer een ras in beurtjaren vervalt, weet je dat je voortaan stevig zult moeten dunnen om dit te voorkomen.
Te kale stam
Bij wat ouder hout dat, ondanks het pluizen of inkorten van de top, geen zijtakken wil vormen, moet je wat grover te werk gaan. Vaak zijn er dan nog wel zwak ontwikkelde knopbeginsels zichtbaar.
Kerven: Het uitlopen van deze zwakke knoppen kan dan worden bevorderd door met een scherp mesje een snede (kerf) onder de knop te maken in de lengterichting van de tak (groeisnede) of een dwarssnede boven de knop. Met een groeisnede activeer je de toevoer van groeistoffen om de wond te helen; die groeistoffen komen dan ook ten goede aan de nog onderontwikkelde knop die zich direct boven de snede bevindt. Een dwarsnede boven de knop doet hetzelfde, maar werkt ook remmend op de saptoevoer naar het hoger geplaatste deel van de twijg. Snij niet onnodig diep, het gaat om een beschadiging van de bast en het direct daaronder liggende weefsel, 3 tot 5 mm is voldoende.
Tuinbaas Wim Hoogendam van Dekema State |
Ringen: Een andere manier om verse zijscheuten te kweken op een kaal geworden stam is ringen; je haalt dan een ring van de bast weg boven het stuk stam waar je nieuwe zijscheuten wilt. Wanneer dat niet goed (te diep) gedaan wordt loop je risico dat het gewas boven de ring afsterft. Veiliger is het om twee halve ringen te maken met een – in hoogte – onderlinge afstand van ongeveer 10 cm. Zo stagneer je de sapstroom, maar sluit hem niet af. De breedte van de ring laat je afhangen van de dikte van de stam. Op dunner hout is 3 á 4 mm breedte al voldoende, op een wat steviger stam kun je 1 cm aanhouden. Na verloop van tijd zullen deze ringen (of halve ringen) door littekenweefsel overgroeid raken.
Insnoeren: Ook deze techniek is erop gericht om de sapstroom te stagneren zodat het gewas uit nood haar slapende knoppen aanspreekt. Hierbij wordt de stam boven het te kale deel tijdelijk afgekneld. Neem hiervoor een stuk oude boomband (of ander stevig materiaal), dan ijzerdraad eromheen en aandraaien (met een tang) zodat dit goed knellend vastzit; de boomband dient om te voorkomen dat de draad in de bast getrokken wordt en ingroeit. Wanneer er voldoende nieuwe uitlopers zijn, kan het bindsel weer worden verwijderd. Hou er rekening mee dat het insnoeren bedoeld is om de sapstroom te verminderen. Wanneer je de stam/tak zo heftig insnoert dat de sapstroom volledig stilvalt, gaat het gewas erboven dood. Hou de kroon dus goed in de gaten; als het blad wat slapper gaat hangen is de binding te strak en moet deze – meteen - iets verruimd worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten