maandag 18 juli 2011

Zomerse snoei aan appels en peren / Zomersnoei vertraagt groei en bevordert vruchtbaarheid

Snoeien tijdens het groeiseizoen heeft een aantal belangrijke voordelen.
Het gewas heeft minder snel last van infecties omdat de snoeiwonden inwendig sneller worden afgesloten en ook bladschimmels krijgen door een tijdige twijgdunning minder kans; daarbij zorg je met zomersnoei voor een betere belichting van de vruchten en bevorder je de knopzetting.

De snoei aan pitfruit gebeurt doorgaans in etappes. Traditioneel vindt er ‘s zomers twijgdunning en belichtingssnoei plaats - meestal in enkele snoeigangen per groeiseizoen - en ’s winters de (vruchthout-)verjongingssnoei. Dat de zwaarste snoei gedurende de winterrust gebeurt, is niet omdat dit beter is voor het gewas, maar omdat er ’s winters meer tijd beschikbaar is, en omdat het makkelijker werkt in een kaal gewas. Pitfruit is goed bestand tegen wintersnoei, maar wintersnoei is niet beter voor het gewas. Wanneer verwaarloosde bomen tijdens het groeiseizoen worden opgeknapt, is er aanzienlijk minder wildgroei rond de snoeiwonden dan na een winterse opknapbeurt. Vooral de periode van half juli tot september is geschikt voor de meer ingrijpende snoeibeurten.

Groei en vruchtbaarheid
Waar wintersnoei sterk tot groei prikkelt – hoe vroeger er in de winter gesnoeid wordt, hoe sterker de groeireactie het komende seizoen zal zijn – werkt zomersnoei groeivertragend, terwijl tevens de aanmaak van bloemknoppen wordt bevorderd. Dat is bij de meeste appelrassen – en vooral bij de sterker groeiende peren – een groot voordeel, want te groot geworden struiken en spillen maken het onderhoud een stuk lastiger. De vruchtbaarheid wordt bevorderd door het wegnemen van de overtollige scheuten en het inkorten van scheuten die aangehouden worden: vooral in de jonge bladeren van de toppen wordt een groeibevorderend (sapstroomregulerend) hormoon (auxine) aangemaakt, waardoor deze voorrang krijgen in het groeiproces. Door het wegnemen van een aantal toppen wordt de totale productie van het groeihormoon in het gewas tijdelijk verminderd. Dit herstelt zich weer zodra er nieuwe toppen gevormd zijn. Het wegnemen van groeitoppen heeft een tweeledig effect: behalve het temperen van de groei, wordt ook de prioriteit van de sapstroom veranderd. Wanneer je een groeitop wegsnoeit stagneert deze groeiprikkel en richt de sapstroom zich op de (latent aanwezige) knoppen in de scheut, zodat de vorming van zijscheuten en vruchtknoppen wordt gestimuleerd.

Groeipatronen
Er zijn bepaalde patronen in de groei die bij alle bomen en struiken hetzelfde zijn; in het kort komt het hier op neer: steile takken groeien sneller dan vlakkere; dikke takken groeien sneller dan dunnere, en hoger reikende takken zijn bevoorrecht ten opzichte van lager reikende. Wanneer je ook weet, dat vlakkere takken meer (en eerder) bloemknoppen en zijhout aanmaken dan steilere, dan heb je genoeg kennis om de groei van de kroon en de vruchtbaarheid naar eigen inzicht bij te sturen.
Belichting
Behalve dat je minder last hebt van hergroei, heeft zomersnoei ook het voordeel dat de kroon luchtig is op het moment dat dit het meest noodzakelijk is. Vooral in de nazomer, wanneer de dagen weer korter beginnen te worden en zon minder krachtig, moet het gewas snel op kunnen drogen na de nacht. In een luchtige kroon is het blad weerbaarder, en wordt het grootste deel van de schimmelsporen door het zonlicht vernietigd, terwijl ook het fruit beter op kleur komt. Wel moet je er rekening mee houden geen belichtingssnoei toe te passen bij extreem heet en zonnig weer: bij temperaturen van rond de dertig graden is er risico dat de vruchten (die voordien schaduw hadden) schade oplopen door het felle licht.

Vormingssnoei
Aan jonge boompjes en struiken, waar de vorming van een goed gestel voorop staat, moet met beleid worden gesnoeid. In feite kun je bij een opgroeiend boompje snoei goeddeels vermijden door steeds beginnende ongewenste scheutjes weg te wrijven. Wanneer de groei van het gestel te snel dreigt te gaan, kun je de blaadjes van de groeitop wegplukken (pluizen); dit heeft hetzelfde effect als wanneer je de top wegneemt (prikkeling tot zijscheuten en diktegroei). Pluizen is milder dan knippen maar moet soms wel enkele keren herhaald worden.
Als regel hou je voor een open kroon 3 tot 5 gesteltakken aan, en de kunst is deze takken een evenredige cirkel te laten vormen. Ideaal is wanneer de gesteltakken dezelfde schuintegraad hebben, dan is ook de groeikracht hetzelfde. De evenredigheid van groeikracht kun je daarna bijsturen door de hoogst reikende (en daardoor sneller groeiende) takken iets lager terug te snoeien dan takken die zich wat minder snel ontwikkelen. Eindig altijd op een laag aangezette, naar buiten wijzende knop. Bij spillen (dat zijn boompjes met één recht opgaande stam) is het zaak op regelmatige afstand zijtakken te vormen die het oppervlak rondom vullen. Meestal worden spillen met tamelijk korte zijtakken opgekweekt, en worden de scheuten aan dit zijhout ook kort gehouden zodat zich gedrongen sporenstelsels vormen. Zo’n compacte spil is qua snoeiwijze te vergelijken met leifruit. Bij hoogstambomen die met één centrale stam omhoog gaan, spreek je van piramidale groei; dit is de natuurlijke groeiwijze van de meeste perenrassen. Zo’n boom wordt gevormd door op regelmatige afstand rondom zijtakken te laten groeien (een etage) welke dan op dezelfde manier worden onderhouden als de gesteltakken van een open kroon.

Algemeen
Het wegnemen van zieke of dode takken is standaard: die laat je nooit zitten. Daarnaast worden rugscheuten (zo noem je de scheuten aan de bovenkant van de tak die zich tot waterlot zullen ontwikkelen) altijd zo snel mogelijk weggenomen;
ook reeds ontwikkeld waterlot moet worden weggesnoeid. Voor de vorming van takken hou je scheuten aan, die zijwaarts naar de buitenkant van de kroon gericht zijn en waarvoor voldoende ruimte is. Zijscheutjes die naar binnen zijn gericht, of die niet nodig zijn als tak, kunnen na drie of vier bladeren worden ingekort zodat ze zich als vruchttakje (spore) ontwikkelen. Rond de snoeiwonden van dikkere takken, die weggenomen zijn tijdens de wintersnoei, ontwikkelt zich vaak een krans jonge scheutjes; hiervan kun je één goed geplaatst scheutje laten staan, de rest wordt weggenomen. Eind juli, tot half augustus, worden - wanneer er voldoende groei is - de verlengenissen van de takken ingekort. Meestal wordt ongeveer 1/3e van de nieuwe groei weggenomen (maar dat kan naar behoefte wat korter of langer). Door dit toppen krijg je steviger takken, en een betere knopontwikkeling.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten