Wat weerhoudt iemand er dan nog van fruit in zijn (of haar) tuin te planten? Is het de onwil iets eetbaars te willen zien? Zelf fruit telen lijkt ook vaak te stuiten op vooroordelen: Fruit is moeilijk en Je moet verstand van snoeien hebben, zijn de meest gebezigde dooddoeners. Maar fruitgewassen onderscheiden zich in biologische zin niet van soorten, waarvan we de vlezige omhulsels van de zaden (of de zaden zelf) niet eten. Wanneer je in staat bent een tuin met een paar struikjes en wat vaste planten te onderhouden, dan staat niets je in de weg om met dezelfde kans op succes wat fruitgewassen aan te planten
Snoei/
Over de snoei hoef je je ook geen zorgen te maken. In feite doe je met bloemdragende heesters hetzelfde als wat we bij fruit ‘vruchthoutverjonging’ noemen. Door de oudste takken weg te snoeien, geeft je jonge vitale takken ruimte voor ontwikkeling. Want op jong en vitaal hout krijg je niet alleen de mooiste bloemen, maar ook het beste fruit.
En bovendien: iedereen die wel eens een tak van een boom heeft afgezaagd, zelfs al was dat helemaal verkeerd gedaan, heeft kunnen ondervinden dat bomen of struiken daar prima tegen kunnen; bij fruit is dat in de regel niet anders. Zo lang je niet al te onbeheerst tekeer gaat, kun je jezelf met snoeien best wat fouten veroorloven. Snoeien doe je altijd met een reden: bijvoorbeeld om de kroon wat luchtig te maken zodat de zon er goed in kan; of om zieke of slecht ontwikkelde takken uit te knippen; of om het vruchthout te verjongen; of omdat een tak in de weg zit; en ga zo maar door. Zonder reden hoeft er niet gesnoeid te worden; en als je het wel doet, dan weet je waarom.
Bestuivers/
Wanneer je een fruitgewas wil aanplanten moet je wel weten of die soort of dat ras ‘zelfbestuivend’ is of niet. Onder ‘zelfbestuivend’ verstaan we fruitsoorten of rassen (cultivars), die zonder de aanwezigheid van vreemd stuifmeel vruchten vormen. Die vruchten kunnen dan letterlijk ‘zelfbestoven’ zijn, maar het kunnen ook vruchtomhulsels zijn zonder vruchtbare zaadkernen (pitten). Kleinfruit is als regel zelfbestuivend. Appel, peer, pruim, kiwi, walnoot, hazelnoot en veel andere soorten zijn dat als regel niet, die hebben dan één of meer vreemde bestuivers -van dezelfde soort- nodig om tot dracht te komen. Van veel soorten die in principe een vreemde bestuiver nodig hebben, zijn er echter ook zelfbestuivende rassen.
Onderstammen/
Vaak wordt gedacht dat onderstammen een specifieke fruitkwestie zijn, maar dat is een misverstand: ook de meeste cultivars (veredelingen/rassen) van bijvoorbeeld rozen, of van sier- en laanbomen groeien niet op eigen wortels. Kleinfruit staat als regel wel op eigen wortel. Fruit op eigen wortel kun je stekken of afleggen met behoud van identieke groei-eigenschappen.
Grootfruit (pit- en steenfruit) staat eigenlijk altijd op onderstam, je zult hooguit een enkele boerenpruim aantreffen op eigen wortel. Belangrijk voor amateur-kwekers die niet over al te veel ruimte beschikken, zijn de recente ontwikkelingen op het gebied van fruitonderstammen.
Voor appels zijn er, hoewel er nu kleinere boompjes gekweekt kunnen worden dan ooit, al sinds de middeleeuwen zwakgroeiende onderstammen.
De onderstammen die zorgen voor echt kleinblijvende peren-, pruimen- en kersenboompjes zijn een ontwikkeling van de laatste decennia. Deze zeer matig wortelende onderstammen lijken door hun mindere vitaliteit het erop geënte ras tot een vroege- en verhoogde vruchtbaarheid te prikkelen. De combinatie van een matig ontwikkelde wortelaanleg en een grote vruchtbaarheid zorgt dan voor een duurzaam kleinblijvend (maar relatief kortlevend) gewas. Er zijn inmiddels tal van fruitboompjes die zich nauwelijks verder ontwikkelen, dan een rijk met vruchten omhangen tak. Deze ontwikkeling maakt het mogelijk ook in een kleine tuin een decoratieve fruitverzameling aan te leggen. Dat is leuk, leerzaam, en lekker.
Halfwild/
Sierappel- en perenboompjes zijn cultivars die wat dichter bij de wilde vorm staan dan de echte consumptierassen. Ze zijn vaak buitengewoon ziektebestendig en beter bestand tegen minder gunstige omstandigheden. De vruchten zijn, hoewel meestal niet lekker (wrang, bitter, zuur) wel bruikbaar, en vaak zelfs gewild, voor verwerking zoals in cider, wijn of compotes. Sierfruit is vaak prima geschikt om andere fruitbomen van dezelfde soort te bestuiven. Dat is handig wanneer je te weinig plek hebt in de volle zon, want zo’n halfwilde bevruchter doet het ook nog best op een ongunstiger plekje. De sierappel John Downie staat bekend als de straathond onder de appelrassen: hij bestuift ze allemaal.
Omlooptijd/
Vaak wordt er bij het planten van fruitbomen vanuit gegaan dat ze lang op hun plek blijven. Ze kunnen immers behoorlijk oud worden! Dat is een dwangmatige gedachte die veel mensen er van weerhoudt er aan te beginnen. Immers: ‘Je moet wel weten wat je doet want je zit er lang mee opgescheept.’ Natuurlijk is het eeuwig jammer om zes jaar op de eerste oogst te wachten en dan kort erop de boom weg te halen omdat deze te groot wordt. Maar zo liggen de zaken allang niet meer. Op de moderne onderstammen zijn appels en peren razendsnel (vaak al het jaar na aanplant) vruchtbaar zodat je van een zesjarig boompje al jaren plezier hebt gehad. En ook bij soorten als pruimen of kersen hoef je nog maar kort te wachten. Op de moderne onderstammen komen de rassen snel tot dracht en de boompjes blijven lang binnen de gewenste maat. Daarom kun je er rustig wat vrijer mee om gaan, die kleine boompjes verdienen zichzelf snel terug, en kunnen makkelijk na een tijdje weggehaald of vervangen worden. Dat schept ook wat ruimte, om minder geslaagde aanplanten plaats te laten maken, voor een andere keus, die misschien beter voldoet.
Een filosofisch argument/
Zelf eetbare gewassen telen is van groot belang voor je binding met de natuur. Dat is een mening die al decennia’s door cultuurfilosoof Jan Lemaire wordt verkondigd, en velen delen zijn bezorgdheid voor de vervreemding van de mens tot zijn voedsel. Het blijkt heel belangrijk dat kinderen vroeg met oorspronkelijk voedsel in aanraking komen, omdat ze anders alleen nog maar voedsel kennen dat uit fabrieken komt. Zelf zien hoe voedsel groeit is belangrijk voor je kijk op de wereld. Vruchten zijn aanlokkelijk lesmateriaal om kinderen voor te leven dat de natuur eetbaar is, en dat we er daarom voorzichtig mee moeten zijn.
Een tuin met nuttige en bruikbare gewassen is daarom van grote opvoedkundige waarde; en de beste les die je je omgeving daarmee kunt geven, is door er ongegeneerd van te genieten.